Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Ruddi Coppens  

Ruddi Sakkosje

 

Ruddi

Coppens

We hebben in ons eigenste Zeel een serieuze reputatie op het vlak van bijnamen. In onze reeks van ‘Mensen van bij Ons’ publiceerden we een waslijst van meer dan duizend van die namen. De meeste mensen met zo’n bijnaam zijn al naar de eeuwige jachtvelden vertrokken en vandaag wordt een bijnaam nog zelden gebruikt.
Maar uitzonderingen bevestigen de regel. Vorig jaar ontmoette ik Ruddi Coppens. Een man die de meeste Zelenaars niet zullen kennen, maar zeg je Ruddi Sakkosje , dan begint er wel een belletje te rinkelen. Ruddi is een van de weinige Kloddezakken die nog met een bijnaam door het leven gaat én er nog fier op is ook.
De tijd van de sakkosjen is al lang passé en via via hoorde ik dat Ruddi nu in een totaal andere branche zijn boterham verdient. Ik vroeg hem op de man af of dat waar was en ja dat bleek te kloppen. Mijn nieuwsgierigheid was meer dan geprikkeld en op mijn vraag of hij zijn verhaal eens wou doen, kreeg ik stante pede een ‘ja’.

trouwfoto van de ouders van Ruddi  

Ruddi zag het levenslicht op 1 juni 1951. Hij was de enige zoon van Adolf Coppens en Ivonne Van Cauteren. Mijn vader, begint Ruddi, was afkomstig van ’t Eindeke, uit een gezin van negen kinderen. Voor hij trouwde was hij voyageur in de kurrekes, in de ficellekes. Mijn moeder was van Wezepoel en die hadden thuis een klein winkeltje waar ze kabbaas verkochten. Tassen gemaakt uit tapijtstof met leren handvaten. Van haar veertiende al trok ze door weer en wind met de fiets naar de markten van Wetteren en Lede om daar de kabbaas aan de man te brengen.

Toen mijn ouders in 1950 trouwden zijn ze in ’t Klusterke een winkeltje begonnen. Twee huizen voorbij het Gildenhuis, juist naast de Roste Maria zijn ze toen begonnen met lederwaren. Een venster, een deur en een poort. We hadden een houten toog met een glas erop en daar verkochten mijn ouders sakkosjen , kabassen, valiezen met leren riemen, handschoenen, paraplu’s… kortom een echte maroquinerie zoals we dat in ’t schoon Vlaams zeggen, lacht Ruddi.

In latere jaren kwamen daar lederen bureelartikelen bij, beautycases en ook trousses. Dat waren zo van die toilettassen met daarin en zeepdoosje, een kam, een borstel, een schaartje en noem maar op. Ik knik, want bij mijn plechtige communie werd ik ‘verblijd’ met drie van die trousses.

  Ruddi bij zijn eerste communie
Ruddi met zijn pa in de winkel   huis inde Cesar Meeusstraat   ma in de winkel
In december 1965 openden de ouders van Ruddi hun nieuwe winkel in de Cesar Meeusstraat. Heel het gezin had een nieuwe cache-poussière met daarop geborduurd 'Lederwaren Ruddi'. Links van de winkel was het huis Hertecant en aan de gevel prijkt nog de Hertecantklok die nu aan ons gemeentehuis hangt.
 

En dat marcheerde, gaat Ruddi verder, mijn vader had vrij snel zijn bijnaam: Dolf Kabbaa. Iedere week trok hij met de trein naar Brussel om daar gerief te gaan kopen en met een groot pak keerde hij huiswaarts. In die tijd hadden we nog geen auto. Later hebben ze aan het begin van de Cesar Meeusstraat het huis van fotograaf De Thaey kunnen kopen en dat verbouwd tot een grote winkel. Mijn vader, zegt Ruddi, heeft altijd op de markt gestaan in Zele.   Het was nog de tijd dat iedere dinsdagmorgen de houten kramen werden opgesteld. Eens hij een auto had, trok hij ook naar andere markten. We hebben jarenlang sakkosjen verkocht in Dendermonde, Zele, Lokeren, Buggenhout, Wetteren en Hamme. Ook deden we veel avondmarkten in heel Oost-Vlaanderen. De markten, dat was plezierig plezant, zegt Ruddi, behalve als het weer het liet afweten. We hebben soms kou gehad op de markt, dat kan ik je verzekeren!
Vader Adolf op de Zeelse markt   Ruddi op een avondmarkt

Twee kiekjes genomen op de markt in juli 1970.

Over zijn jeugd is Ruddi heel kort. Ik ben mijn schoolcarrière zoals zovelen begonnen op ’t dorp en daarna ben ik zes jaar naar de gemeenteschool geweest. Veel weet ik daar niet meer van, bekent Ruddi. Paul De Vleeschouwer kwam me in de vakantie soms mobiliseren om zijn klas te helpen klaarzetten en van meester De Paepe weet hij nog dat die soms zijn regel durfde bovenhalen. Niet voor mij, lacht Ruddi, want ik was een braaf manneke. Op mijn negende ben ik misdienaar geworden. dat was een serieuze bezigheid: avondmissen, de zondagsmis, het lof, de vespers en af toe een begrafenis of een trouw. Het was nog de tijd van de Latijnse mis, herinnert Ruddi zich, want er was een periode dat we iedere zaterdag speciale les kregen van Georges Van Driessche (seminarist in die jaren) om de mis in het Latijn te kunnen lezen. Misdienaar dat was meer dan een drie-zes-negencontract want ik ben tot mijn negentiende misdienaar geweest.
Op mijn twaalfde, gaat Ruddi verder, ging ik naar de Broeders.
  Daar ben ik maar drie jaar gebleven, want eerlijk gezegd leren was niet zo onmiddellijk mijnen dada. Op mijn vijftiende stuurde mijn vader me naar Wetteren naar een vakschool waar ik lederbewerking en schoenmakerij volgde. Twee jaar ben ik daar geweest en we leerden daar effectief schoenen maken volledig met de hand, met de hamer en nagels en alles erop en eraan. Op mijn zeventiende mocht ik dan thuisblijven en trok ik mee naar de markten.
Ik heb dat graag gedaan, zeker in het begin, zegt Ruddi. Zes dagen per week vroeg uit de veren en naar de markt. Twee keer per week reden we met onzen Bedford (bestelwagen) naar Brussel om nieuwe marchandise te gaan kopen en minstens een keer per week naar Gent naar de paraplufabriek. Om nieuwe paraplu’s, maar ook om de herstellingen te brengen en op te halen. Dat klinkt misschien gek, maar in die tijd verkochten wij paraplu’s van een goede kwaliteit die je kon laten herstellen indien dat nodig was.
 

Twee beelden van een tv-mis ergens midden van de jaren zestig en Ruddi komt in beeld als misdienaar.

Ik heb de markten gedaan van 1968 tot en met 1986. In de tachtiger jaren had ik een schoenenwinkel op de markt en zo belandde ik in de schoenenbranche. De combinatie markt en schoenenzaak lag niet zo makkelijk en dan ben ik vertegenwoordiger geworden voor een schoenenfabriek die vooral voor dames produceerden. Ik moest alle winkels in Limburg en Oost-Vlaanderen bezoeken. Minstens twee keer per jaar moest ik alle winkels aandoen om de winter- of zomercollectie voor te stellen. In sommige maanden was dat wel hectisch.

Drie jaar heb ik dat gedaan en dan ben ik overgestapt naar handtassen en lederwaren. Dat was niet zo stresserend als die schoenenhandel. Ook was deze sector niet zo modegevoelig. Ik had toen klanten in Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg.

  Vier jaar lang heb ik dan sjacochen verkocht en dan ben ik door toeval in de cosmeticawereld gerold. Ons bedrijf uit Wuustwezel was gespecialiseerd in kunstnagels. In 1993 was dat echt een booming business. Ik verkocht nagellak, lippenstift en ook hars voor kunstnagels. Ik heb dat zelf geleerd hoe je zo’n kunstnagels moest zetten zodat ik dat ook aan mijn klanten kon uitleggen en tonen. In het begin was dat allemaal met hars, later is dat gel geworden. Ik kwam als man in een echte vrouwenwereld terecht, maar ik kon mijn mannetje staan, verzekert Ruddi mij. In al die jaren heb ik heel wat cursussen en bijscholingen gevolgd zodat ik altijd mee was met de laatste trends en de nieuwe producten. Ik had klanten in Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en een stuk van Limburg. Ik was alle dagen de baan op en deed jaarlijks om en bij de 70 000 kilometer.
Ruddi naast een begrafeniswagen  

Toen ik 57 was, zei ik op een avond tegen mijn vrouw Marleen: ‘Weet je wat ik graag zou willen worden? Ceremoniemeester bij begrafenissen’. Ik heb toen contact genomen met een begrafenisondernemer in Sint-Niklaas en na een gesprek kon ik onmiddellijk aan de slag. Ik kreeg daar doorheen de weken en maanden een opleiding en je vindt dat misschien raar, voegt Ruddi er aan toe, maar ik doe dat echt graag. Ik doe zowat alles: lijken ophalen, mensen opbaren en een volledige verzorging geven, aankleden, eventueel schminken… Bij begrafenissen ben ik soms drager, soms chauffeur, soms ceremoniemeester. Mij kunnen ze alles vragen. Ik weet het, het is een stiel apart maar ik doe dat doodgraag, zegt Ruddi met een knipoog. Wij proberen alles zo goed mogelijk te doen en mensen met stijl te begraven. We krijgen heel veel waardering en respect voor ons werk.

Maar hoe je het ook draait of keert, je wordt altijd geconfronteerd met de dood. Doorheen de jaren went dat wel, zegt Ruddi, alleen bij kinderen heb ik het verschrikkelijk moeilijk. Ook wij zijn maar mensen. We hebben begrafenissen in de kerk of in het uitvaartcentrum maar geregeld moeten wij ook Turkse mensen begraven. De rituele wassing gebeurt in de kliniek en in een lijkwade wordt de overledene daarna naar de moskee gebracht voor het gebed. Mannen wassen de mannen en vrouwen de vrouwen.

Dan wordt het lijk in de kist gelegd en wordt er gebeden. Nadien brengen we de overledene met de corbillard (lijkwagen) naar Heimolen. Islamieten hebben daar een aparte hoek waar zij begraven worden. Op de begraafplaats zie je enkel en alleen mannen, nooit vrouwen. Nee, ik heb nog geen moment spijt gehad dat ik die stap in mijn leven heb gezet en ik hoop dat ik dat nog een aantal jaren mag verder doen, besluit Ruddi.

Hij haalt wat foto’s boven. De winkel in de Kloosterstraat, zijn eerste en plechtige communie, de markt, zijn ma in de winkel… Bij die foto krijgt hij het even moeilijk. Mijn ma had altijd een stofvod in haar hand. De hele dag was ze in de weer om de sjacochen stofvrij te houden.

In de kerst- en nieuwjaarsperiode verkochten wij heel veel geschenken. Elk cadeau werd met zorg ingepakt. Eerst met klakpapier, zoals wij dat noemden, dan cadeaupapier en tot slot kwam er een gouden of zilveren strik op en een klevertje met de tekst ‘Lederwaren Ruddi’. Die strikken maakte ze allemaal op voorhand. Na oktoberkermis maakte ze iedere avond een aantal strikken zodat ze een voorrraad had als de feestdagen eraan kwamen. Dat was niet te doen, zegt Ruddi.

  Ruddi met zijn vader en moeder

Mijn ouders hebben hun zaak gehad tot in 1991. Mijn vader was toen 72 jaar, mijn moeder 69. Dan hebben ze het huis verkocht en zijn ze op een appartement gaan wonen, eerst in de Kloosterstraat, later in de Zwaanstraat. Mijn vader is in 1998 gestorven en mijn ma is vorig jaar in 2015 gestorven. 93 Jaar was ze.

Ruddi heeft twee kinderen: Olivier en Charlotte. Samen met zijn vrouwtje Marleen woont hij in de Tuitenstraat in een klein huisje dat verbazingwekkend veel ruimte heeft eens je er binnen bent.

 

En, vraag ik hem, is er nog een leven buiten werken? Oja, antwoordt hij direct, wij gaan graag iets drinken, steken met veel plezier onze voeten onder tafel van een goed restaurantje, dansen is ook aan ons besteed en voor de rest: genieten van het leven.

Ik ben eigenlijk best tevreden, zegt Ruddi, ik heb serieus wat afwisseling gehad in mijn leven en alles wat ik gedaan heb, deed ik met veel plezier. Ik moet nu eenmaal bij de mensen zijn, dat is mijn lang leven. ik ben nu eenmaal nen babbelaar.

Bedankt, Ruddi met twee d’s en een i, voor je verhaal!

Mark De Block

18-VIII-2016


© Mark De Block

Thuiskomen